New: Podcast Series — set it once, get episodes on your schedule
Back to podcasts

De Geboorte van het Wetboek

Deze aflevering onderzoekt het idee van codificatie, van de Verlichtingsdenkers die het vormgaven tot de monumentale wetboeken in Frankrijk en Duitsland. Een historische reis die de oorsprong van ons moderne rechtssysteem blootlegt.

5:24

De Geboorte van het Wetboek

0:00 / 5:24

Episode Script

A: Als we het over de grondslagen van codificatie hebben, moeten we beginnen bij Jeremy Bentham. Hij is eigenlijk de 'uitvinder van het woord' rond 1800, en voor hem ging het om drie cruciale kenmerken: het moet een optekening zijn, dus geschreven recht. Het moet afkomstig zijn van de overheid, een gezaghebbende bron. En tot slot, en dit is cruciaal, het moet exclusiviteit hebben. Dat wil zeggen, het is de enige formele rechtsbron die geldt.

B: Oké, dus die exclusiviteit is echt de kern. Maar hoe kwam die gedachte van zo'n allesomvattende, exclusieve wetgeving tot stand? Was dat een plotselinge ingeving, of zijn er bepaalde ideeën die dat hebben gevoed?

A: Dat is een uitstekende vraag. De exclusiviteitsgedachte kreeg een enorme push door figuren als Cesare Beccaria met zijn 'Nulla poena, sine previa lege', oftewel: geen straf zonder voorafgaande wet. Ook Jean-Jacques Rousseau's 'Contrat social' met de 'volonté générale' benadrukte dat de wet de uitdrukking is van de volkswil. En dan is er Montesquieu, die met zijn 'Trias politica' de rechter zag als 'la bouche de la loi', puur uitvoerder van de wet, om willekeur te voorkomen. Die denkers gaven de stoot naar een systeem van geschreven, overheid gestuurd en exclusief recht.

B: Dus die moderne codificatie is een direct product van de Verlichting en het streven naar rechtseenheid en rechtszekerheid. Maar er was toch ook zoiets als natuurrecht, dat een heel ander idee had over waar recht vandaan komt?

A: Absoluut. Het natuurrecht staat daar lijnrecht tegenover. Denk aan Sophocles' Antigone, die zich beriep op ongeschreven goddelijke wetten boven die van de koning. De Griekse filosofen Epicurus en de Stoa verschilden daar al over: Epicurus keek formeel naar wat de staat afspreekt, terwijl de Stoa juist inhoudelijke rechtvaardigheid als toetssteen zag. En later, in de 17e eeuw, was het Hugo de Groot die het natuurrecht seculier maakte. Hij stelde dat het natuurrecht zelfs geldig zou zijn als er geen God bestond. Om deze concepten van codificatie en de spanning met natuurrecht beter te begrijpen, is het nuttig om te kijken naar hoe dit in de geschiedenis tot uiting kwam, te beginnen bij de Romeinen. De Wet van de Twaalf Tafelen uit 451 v.Chr. markeert een vroege poging tot vastlegging van recht.

B: Een begin, dus. En daarna? Hoe ontwikkelde het Romeinse recht zich verder?

A: Dat gebeurde dynamisch, onder meer via de Praetor. Met zijn jaarlijkse edict voegde hij nieuwe regels toe en vormde zo het recht. Een sleutelfiguur in de rechtsontwikkeling.

B: Dus meer dan alleen een uitvoerder van bestaande wetten.

A: Absoluut. En die dynamiek mondde uit in de kolossale codificatie van Keizer Justinianus: het Corpus Iuris Civilis. Denk aan de Codex, de Digesten, de Instituten en de Novellen. Een poging tot complete systematisering.

B: En al dat werk ging na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 verloren?

A: Voor een groot deel, ja. Tot de herontdekking in Bologna, eind elfde eeuw. Irnerius begon daar met universitair onderwijs, wat leidde tot de glossatoren, zoals Accursius met zijn Glossa Ordinaria, en later de commentatoren, zoals Bartolus de Sassoferrato. Ook het canonieke recht kreeg vorm met Gratianus' Decretum rond 1140. Na deze fundamenten uit het Romeinse recht en de middeleeuwse herontdekking, laten we nu de stap maken naar de moderne nationale codificaties, te beginnen in Frankrijk. Voor de Franse Revolutie had je daar een enorme lappendeken aan recht: een scheiding tussen het noorden, de zogenaamde 'pays de droit coutumier' met zijn gewoonterecht, en het zuiden, de 'pays de droit écrit', waar het Romeinse recht de overhand had.

B: Dus eigenlijk twee compleet verschillende rechtssystemen binnen één land?

A: Precies. Die situatie was onhoudbaar. De Franse Revolutie in 1789 was dé katalysator voor verandering. En toen kwam Napoleon Bonaparte, die met de 'Code Civil' van 1804 die eenheid juridisch forceerde. Deze code was revolutionair, maar putte wel uit diverse bronnen: Romeins recht via Pothier, natuurrecht van Domat, en zelfs delen van het gewoonterecht, bijvoorbeeld dat van Parijs via Bourjon.

B: Dat klinkt als een pragmatische aanpak, ook al was het een breuk met het verleden. Maar hoe zat dat in Duitsland? Gingen zij ook die kant op?

A: Nou, in Duitsland was het een heel ander verhaal. Daar woedde een felle strijd. Anton Thibaut pleitte voor codificatie, vergelijkbaar met Frankrijk. Maar hij kreeg een machtige tegenstander in Friedrich Carl von Savigny, de grondlegger van de Historische School. Savigny vond codificatie voor Duitsland prematuur, hij meende dat het recht moest groeien vanuit de 'Volksgeist'.

B: Dus geen snelle wetboeken daar. Maar uiteindelijk hebben ze toch ook een codificatie gekregen?

A: Inderdaad. Pas na de Duitse eenwording in 1871, gedreven door Otto von Bismarck, kon er echt werk van worden gemaakt. Dat leidde uiteindelijk tot het 'Bürgerliches Gesetzbuch', het BGB, dat in 1900 in werking trad en tot op de dag van vandaag de ruggengraat van het Duitse privaatrecht vormt.

Ready to produce your own AI-powered podcast?

Generate voices, scripts and episodes automatically. Experience the future of audio creation.

Start Now